Situitafstand en strakheid

Om aan de bal een grote stuitafstand te geven, moet hij bij een snelle worp op 5,5 a 6,5 meter voor het wicket van de batsman gericht worden; bij een middelmatig snelle worp op 4,5 meter en bij een langzame worp op 3,5 meter. Deze afstanden vormen het “no man’s land” tussen de forward- en de backslagbewegingen.

Door een soepele en vloeiende werptechniek te ontwikkelen en voortdurend te oefenen, zul je de bal met de juiste stuitafstand leren gooien. De bal moet met de rechterhand zo hoog mogelijk opgezwaaid warden en op het hoogste punt warden losgelaten. De werpbeweging zal hierdoor vloeiend worden en je zult de stuitafstand nauwkeuriger kunnen bepalen.

Wat de strakheid betreft, is het belangrijk om variatie in de richting aan te brengen. Houd de batsman in het ongewisse door sommige ballen recht aan te gooien, andere naast de off stump te richten en af en toe een vlak naast de leg stump.

Een goede methode voor het oefenen van het werpen is om een stuk papier op het punt neer te leggen waar de bal terecht moet komen en te tellen hoe vaak je het raakt bij elke serie van zes worpen.