Snel Bowlen
Overwinningen in de cricketsport, hoe sterk de partij aan slag ook is, stoelen altijd op een goede, snelle werptechniek. Wanneer we ons beperken tot het testcricket uit de naoorlogse jaren, dan zien we dat degenen die de doorslag gaven in de wedstrijd uitblinkers waren op het van het snelle werpen en als tweetal de batslieden belaagden. Het Engelse cricket had Trueman en Statham, Het cricket in Australië bereikte top met Lindwall en Miller en beschikt tegenwoordig over de Lillee en Thompson, West-Indie had vroeger Hall en Griffiths en beschikt de laatste jaren over een ware batterij van snelle bowlers zoals Roberts, Holding, en Daniel.
Het Bowlen vergt echter veel inspanning en daarom zal de snelle bowler allen korte periodes van een paar overs tegelijk in actie komen. Door een vloeiende, ritmische aanloop te ontwikkelen, kan de bowler ervoor zorgen dat hij niet te snel vermoeid raakt. Hij moet zijn rechtervoet zo ver mogelijk naar voeren zetten als door het reglement is toegestaan en ervoor zorgen dat hij niet “no balled” wordt wegens voetfout. De aanloop is nadat de bal is geworpen bij lange na nog niet ten einde. De bowler moet de beweging afmaken met een paar stappen om te voorkomen dat hij voor de worp afremt. Bij het doorlopen moet de bowler wegdraaien van het wicket omdat hij met zijn schoenen de zone vlak voor de batting crease kan beschadigen. Snelle bowlers worden vaak door de scheidsrechters hierop gewezen en deze laatsten hebben het recht om de innings, en daarmee de aanval, van een bowler af te breken, wanneer hij herhaaldelijk deze zelfde fout maakt.
De meest spectaculaire manier voor een dismissal van de batsman, is door hem enkel en alleen door snelheid uit te bowlen, met een “yorker” (waarbij de bal onder het bat doorglipt zoals eerder is beschreven) of met een indraaiende bal die vanaf de off stump naar binnen draait. Maar veelal zullen de worpen van een snelle bowler over de stumps heen stuiten en in het merendeel van de gevallen zal de batsman “out” zijn, doordat de bal achter het wicket wordt gevangen.
Een outswinger (een bal die in lijn met of net naast de off stump stuit en door de batsman geslagen moet worden) wordt steevast met de rand van het bat geslagen. Doordat de batsman de zwaaibeweging te laat inzet, slaat hij de bal met de rand van het bat.