De veldopstelling
De fielders kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën, de close catchers (de vangers dichtbij de wickets) en de outfielders (de verre velders), en gewoonlijk blijkt al gauw in welke categorie je thuishoort.
Een close catcher moet een scherp gezichtsvermogen hebben en snel kunnen reageren. Een outfielder moet hard kunnen lopen en bedreven zijn in het vagen van hoge ballen en hard en nauwkeurig de bal kunnen teruggooien.
Tot de clos catchers behoren de slip fielders, de gully, de point, de short leg, de silly mid-on en de silly mid-off.
De outfielders staan verder weg in het veld opgesteld en bezetten de posities van de third man, de long leg, de long-on en de long-off. De meer aanvallende posities zijn die van de cover, de square-leg, de mid-wicket, de mid-off en de mid-on.
De posities in het veld waarbij het meest van de fielders wordt geëist (met uitzondering van het verdedigen van het wicket dat in het volgende hoofdstuk wordt behandeld) zijn die in de slip-zone, waar soms drie of zelfs vier spelers worden opgesteld. Hoewel de positie van slip fielder niet veel lichamelijke inspanning met zich meebrengt, is voor deze positie een optimale concentratie vereist, aangezien de slipfielder nadat de bal de rand van het bat heeft geraakt maar een fractie van een seconde de tijd heeft om te reageren. Het al of niet tegenhouden of snel vangen van een bal die met de rand van het bat wordt geslagen, ligt in die fractie van een seconde besloten. Dit betekent dat de slipfielder een scherp gezichtsvermogen moet hebben, supersnelle reflexen en zich geen dagdromerijen kan veroorloven! De ideale vang voor de fielder is een bal die vanaf de rand van het bat op borsthoogte op hem afkomt terwijl hij hurkt en zijn handen als een kom voor zich houdt. De bal komt echter meestal op enkelhoogte op de fielder af die dan een uitval moet maken om hem te vangen en soms zelfs moet duiken. De beste manier om je reflexen te verbeteren is het oefenen met een houten apparaat dat de “cradle” (wieg) wordt genoemd. Dit apparaat bestaat uit repen hout die een soort halve cirkel vormen en waaruit de cricketbal onder allerlei hoeken het veld in wordt geschoten.
De andere close catchers die voor het wicket staan opgesteld moeten alert zijn op ballen die van het bat opwippen en over de grand rollen of ballen die een paar centimeter boven de grond naar de leg kant van het veld worden geslagen. Zij zullen de bal kunnen vangen zonder hun handen pijn te doen aangezien de bal niet met grote snelheid op hen af zal komen, in tegenstelling tot een bal die met de rand van het bat over de grond wordt geslagen.
Van de fielders die zich verder van het bat bevinden, bezetten de covers ontegenzeglijk de belangrijkste zone. Bij de meeste worpen stuit de bal in lijn met de off stump of aan de off kant van de off stump op en dientengevolge zullen de meeste slagen van de batsman in de richting van de covers geplaatst worden.
De cover fielder moet op een afstand van 20 a 30 meter van het bat staan en in staat zijn met een vloeiende beweging naar de bal te bukken, die veelal met een harde off-drive in zijn richting wordt geslagen, hem met zijn linker of zijn rechterhand op te rapen en hem met een strakke, snelle worp laag over de stumps naar de wicketkeeper te gooien. De cover zal ook geconfronteerd worden met hard geslagen ballen die hij moet vangen en hij moet daarom voortdurend klaar staan.
De positie van de mid-off is veelal de positie waarnaar de voorkeur van de aanvoerder van het team uitgaat, tenzij hij specialist is in het spelen vanuit een andere positie. Als mid-off is hij het dichtst bij zijn bowler en kan hij het gemakkelijkst veranderingen in de veldopstelling aanbrengen of advies geven aan zijn bowler. Hij bevindt zich op 20 a 25 meter van het bat en zal vrij vaak in actie moeten komen bij slagen naar de off kant van het veld. Hij moet een paar stevige handen hebben aangezien de ballen die in zijn richting komen met het midden van het blad van het bat worden geslagen. .
In de positie van de third man kun je misschien geen spectaculaire vangen maken, maar het is strategisch gezien een belangrijke plaats aangezien de cuts en de ballen die met de rand van het bat worden geslagen en die niet door de slips worden tegengehouden, op de third man afkomen. De third man moet snel kunnen rennen en tijdens zijn spurt naar de bal kunnen bukken en hem oprapen aangezien hij een flink deel van de boundary moet afschermen. Hij zal de batslieden er niet van kunnen weerhouden een single run te maken, maar hij kan voorkomen dat zij van een run er twee maken of een boundary slaan. Hij moet ook goed kunnen gooien.
De long-off en de long-on worden alleen in het veld opgesteld wanneer een batsman het spel volledig onder controle heeft en de bal ver weg slaat. Net als de third man hebben zij tot taak te voorkomen dat een single run in twee runs wordt omgezet, maar ze zullen ook in de gelegenheid zijn hoog geslagen ballen te vangen.
Maar waar moet de speler van de veldpartij die wat traag is in zijn reactievermogen en niet zo snel ter been is, worden opgesteld? Mid-on is voor hem de meest geschikte positie, aangezien batslieden in het algemeen niet veel ballen in die richting slaan. De bal wordt veel vaker met een off drive geslagen dan met een on-drive, net als dat alle ballen die naar de on kant van het veld worden geslagen gewoonlijk in de boogvormige zone tussen mid-wicket en Jong leg worden geplaatst.